Transcriptions: #1 Days / dagen
1 maandag
2 dinsdag
3 woensdag
4 donderdag
5 vrijdag
6 zaterdag
7 zondag
Einde van de zin: +op
1 Ik ga voetballen in het sportcentrum op zaterdag.
2 Woensdagmiddag ga ik krabben zien in de zee.
3 Vrijdagochtend ga ik zalm eten met mijn manager in zijn restaurant.
4 Zondag ga ik met een vriend me naar een oud kasteel.
#2 months / maanden
1 januari
2 februari
3 maart
4 april
5 mei
6 juni
7 juli
8 augustus
9 september
10 oktober
11 november
12 december
Geen datum = in
Wel een datum = op
1 Op 5 juni ben ik vrij.
2 Ik ga met mijn vrienden naar een goed restaurant in juni.
3 Op 13 november ga ik een waterval zien.
4 Ik vind maart en april mooie maanden.
18 Comments